Van mensen met psychische aandoeningen en psychosociale beperkingen

De ontaarde professionele afstand

Exploratief praktijkonderzoek naar het als hulpverlener vertellen over eigen cliëntervaringen

Volgens de historische woorden van psychiater H.C. Rümke streeft een hulpverlener naar ‘maximale nadering met behoud van distantie’. De hulpverlener is daarbij ‘niet zelf open naar de ander’ (1973: 420). Maar is binnen deze historische woorden de nadering wel maximaal als hulpverleners zelf niet open zijn? Zijn hulpverleners niet veel te terughoudend? Ervaringsdeskundige Froyen (2016: 233/234) vindt het ‘erg vreemd dat hulpverleners nooit voor hun kwetsbaarheden uitkomen’ en noemt dit zelfs ‘hypocriet’. De tegenwerping ‘we mógen er niet voor uitkomen’ – het zou de geloofwaardigheid van de hulpverlener aantasten– noemt ze stigmatiserend: ‘Het is juist erg sterk om die kwetsbare, menselijke kant te laten zien. Meer nog, het kan een meerwaarde zijn. Ik heb ook meer vertrouwen in een vroedvrouw mét kinderen dan een zonder kinderen’. Ook de Amerikaanse hoogleraar en nestor van de psychotherapie Irvin D. Yalom laat zich positief uit over persoonlijke zelfonthulling: ‘de openheid van de therapeut werkt stimulerend op de zelfonthulling van de patiënt, versnelt het therapeutisch proces’ (2016: 81). Wat is tegenwoordig wijsheid, in een ggz met steeds meer ervaringsdeskundigen? Heeft persoonlijke zelfonthulling van de andere hulpverleners wel meerwaarde in de praktijk? En wat zijn de nadelen?

Tom van Wel

Lees verder op pagina 17 van het septembernummer van Participatie en Herstel. Bestel uw exemplaar hier!