Van mensen met psychische aandoeningen en psychosociale beperkingen

VAART IN DE LANDELIJKE CRISISKAART

Verslag van de conferentie Vaart in de landelijke crisiskaart, georganiseerd door het Landelijk Crisiskaart Informatie- en Ondersteuningspunt (LCIO) op 2 november 2011 in het gebouw van Zorgverzekeraars Nederland. Doelgroep: zorgverzekeraars, zorgaanbieders, gemeenteambtenaren, politie en landelijke beleidsmakers.

 

 

De crisiskaart is een instrument van en voor mensen met min of meer ernstige psychische problemen die gevoelig zijn voor een psychische crisis. Het is een klein persoonlijk document dat opgevouwen in een portemonnee past, zodat iemand de kaart altijd bij zich kan dragen.

De crisiskaart is een samenvatting van het crisisplan, dat 7 maal 24 uur opvraagbaar is en beschrijft hoe er bij (dreigende) crisis gehandeld moet worden door alle betrokken partijen: hulpverleners, cliënt en omgeving.

De crisiskaart kan een psychische crisis en een (gedwongen) opname voorkomen, verbetert de kwaliteit van de hulpverlening en is een instrument bij uitstek waarmee cliënten hun eigen regie kunnen versterken.

De crisiskaart wordt opgesteld met ondersteuning van een onafhankelijke en bij voorkeur ervaringsdeskundige consulent.

De conferentie werd geopend door Titia Feldmann, voorzitter van Vereniging Geestdrift, waarvan het LCIO onderdeel is. Zij stelde dat de tijd rijp is om de crisiskaart als cliëntgestuurd instrument landelijk te implementeren en te financieren, met steun van zorgverzekeraars, zorgaanbieders en gemeenten. Daarna onthulde ze het nieuwe beeldmerk dat het LCIO heeft laten maken voor de landelijke crisiskaart.

Gastvrouw Ine van Hest, directeur van het Innovatiefonds Zorgverzekeraars dat het LCIO voor drie jaar financiert, benadrukte het belang dat het Innovatiefonds hecht aan financiering van projecten voor cliënten in het algemeen, en het LCIO in het bijzonder.

Hierna stelde de dagvoorzitter van de conferentie zich voor: Miek Smilde, juridisch onderzoeksjournalist en schrijver.

 

Wanneer de last te zwaar wordt

 

‘Wanneer de last te zwaar wordt’ is de titel van de film die Wim Kannekens in opdracht van het LCIO maakte over de crisiskaart en die op de conferentie in première ging. 

In de film vertellen crisiskaarthouders over hun ervaringen met de crisiskaart. 

Ook komen cliënten aan het woord die vertellen hoe veel beter zij een psychische crisis hadden kunnen doorstaan als zij over een crisiskaart konden beschikken. 

De DVD geeft een helder beeld van wat een crisiskaart is, waarvoor hij bedoeld is, hoe hij tot stand komt, en welke rollen de verschillende betrokken partijen daarbij spelen. 

De film gaat ook in op de activiteiten van het LCIO en het wetenschappelijk onderzoek naar de werking van de crisiskaart, duurt ongeveer 20 minuten en is bedoeld om de crisiskaart en zijn positieve effecten toegankelijk te maken voor een breed publiek.

 

Onderzoek naar de crisiskaart

 

Vermindert een crisiskaart (gedwongen) opname en het aantal contacten met de acute zorg? Is er daarbij een verschil tussen de crisiskaart gemaakt met een onafhankelijke consulent en een crisiskaart gemaakt met een eigen hulpverlener? Is er verschil in kwaliteit van een crisisplan opgesteld door een behandelaar en dat van een onafhankelijke consulent? Dit zijn de belangrijkste onderzoeksvragen van het Rotterdams Onderzoek Crisis Kaart (ROCK). Er zijn drie groepen met elkaar vergeleken: cliënten met een crisisplan opgesteld met een onafhankelijk consulent, cliënten met een crisisplan opgesteld met de eigen hulpverlener, en cliënten zonder crisisplan. Zij zijn door loting aan één van de drie groepen toebedeeld.

Asia Ruchlewska, onderzoekster van het Erasmus Medisch Centrum, presenteerde de voorlopige resultaten van deze studie; het onderzoek loopt nog tot halverwege 2012 door. De kwaliteit van het crisisplan opgesteld met de onafhankelijk consulent is op 9 van de 10 onderzochte items significant hoger dan het crisisplan dat opgesteld is met de eigen hulpverlener. Het aantal (gedwongen) opnames onder cliënten zonder crisiskaart is hoger dan bij cliënten met een crisiskaart maar het verschil is in de eerste analyses niet statistisch significant. Vooralsnog zijn ook geen significante verschillen gevonden tussen de effecten van de crisiskaart met consulent en crisiskaart met behandelaar. Asia Ruchlewska vertelde dat zij veel tijd en moeite heeft moeten investeren in het motiveren van hulpverleners om een crisisplan te maken dan wel af te maken.

 

De crisiskaart: een koopje!

 

In een bijdrage over zelfregie van de cliënt met een crisiskaart gingen Jacky Nieuwboer, ervaringsdeskundige, en Dini Glas, voormalig consulent crisiskaart, met elkaar in gesprek over wat het betekent om een crisiskaart te hebben.

Jacky Nieuwboer benadrukte onder andere het belang van de crisiskaart voor haar professionele carrière, en de onmisbare rol die haar persoonlijke netwerk speelt bij het uitvoeren van het crisisplan. Op hilarisch eenvoudige manier rekende zij vervolgens de deelnemers voor welke kosten de crisiskaart kan besparen: van de ambulance, de intake, de opname en de daarbij betrokken hulpverleners tot en met haar arbeidsongeschiktheid. Opvallend was dat niemand in de zaal antwoord kon geven op haar vraag wat een dag opname precies kost.

 

Beleidskader, praktijk en kwaliteitscriteria

 

Huub Beijers, manager van het Steunpunt GGZ Utrecht en lid van de kerngroep van het LCIO, vertelde over de ontstaansgeschiedenis van de crisiskaart; in Nederland ontwikkeld door de GGZ cliëntenbeweging in Amsterdam (1997), gevolgd door die van Rotterdam (1998).

In Amsterdam is copyright op de crisiskaart aangevraagd om het unieke cliëntgestuurde karakter te beschermen. Dit copyright is vervolgens in de loop der tijd aan een aantal projecten toegekend.

Vervolgens gaf Huub Beijers cijfers over de potentiële doelgroep van de crisiskaart. 

Het Trimbos-instituut heeft in 2011 een schatting gemaakt van het aantal mensen met een ‘ernstige psychische aandoening’ en een ‘actuele zorgbehoefte’. Het gaat om ongeveer 160.000 personen waarvan het overgrote deel zelfstandig woont. 

In 2002 schatte de Taskforce Vermaatschappelijking het aantal mensen met een beperking op grond van ernstige psychische problemen die in meer of mindere mate zelfstandig in de samenleving leeft, op ongeveer 90.000 personen. Omgerekend naar het aantal inwoners van de stad Utrecht komen deze schattingen neer op zo’n 2800 respectievelijk 2000 mensen.

Vergeleken met de geschatte doelgroep voor de crisiskaart is het aantal crisiskaarten en het aantal organisaties in het land dat een copyright crisiskaart aanbiedt, nog uiterst mager. Er zijn anno november 2011 zo’n 13 organisaties die op projectbasis een door het LCIO erkende crisiskaart aanbieden. Zij hebben samen nu ongeveer 1000 crisiskaarten uitgegeven.

Huub Beijers ging vervolgens in op het verschil tussen de crisiskaart en andere documenten, zoals de Triadekaart, een zorgkaart, een zelfbindingsverklaring en een crisis preventie plan. Grote voordelen van de crisiskaart zijn dat de insteek breed is (psychiatrisch en niet psychiatrisch, aanwijzingen op alle belangrijke levensterreinen, afspraken met alle betrokken partijen), dat de cliënt centraal staat en optimaal zelf de regie kan nemen op vrijwillige basis, zodat er maximale commitment is.

Het maken van een crisiskaart kan echter wel tijdsintensief zijn. Een vaste reguliere financieringsbasis ontbreekt, waardoor er nog onvoldoende eenduidigheid is in vorm en werkwijze.

Daarom richt het LCIO zich op een structurele financieringsvorm voor de crisiskaart en een eenduidige landelijke vorm en werkwijze door het ontwikkelen van kwaliteitscriteria voor de crisiskaart en een gedragscode voor crisiskaartverstrekkers. Toetsing van criteria en gedragscode moet leiden tot toekenning van het copyright crisiskaart en certificering door het LCIO. Met een eenduidige vorm en werkwijze wordt het ook makkelijker de crisiskaart structureel te financieren.

Gezien bovenstaande ontwikkelingen is het logisch dat het bestaande copyright op de crisiskaart wordt verbonden aan het nieuwe landelijke beeldmerk en overgaat naar een landelijke organisatie.

Aan het eind van het plenaire ochtendgedeelte van de conferentie droeg Monica Lamperjee, adjunct directeur van Cliëntenbelang Amsterdam, het copyright formeel over aan Titia Feldmann, voorzitter van Vereniging Geestdrift.

 

Workshops 

 

De workshops in het middaggedeelte werden ingeleid door diverse betrokkenen bij de crisiskaart, zoals vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties, politiemedewerkers, psychiaters, zorgverzekeraars en onderzoekers. In de workshops stond het werken aan een verdere implementatiestrategie van de crisiskaart centraal.

 

Juridisch kader van de crisiskaart

Er zijn meerdere wetten die de crisiskaart raken. De WGBO is het expliciete kader waaraan cliënten met een crisiskaart houvast hebben.

Aanbevelingen:

Mede ondertekenen van het crisisplan door de behandelaar is essentieel.

Maak onderscheid tussen vertrouwenspersoon en wettelijke vertegenwoordiger van de kaarthouder.

In verband met de nieuwe Wet verplichte zorg en de zorgkaart: zorg dat de crisiskaart opgenomen wordt bij de wensen en behoeften van de cliënt. In het bijbehorende zorgplan moet aangegeven worden dat de cliënt een crisiskaart wil hebben.

 

Implementatie van de crisiskaart in de acute zorg

Cijfers uit Rotterdam laten zien dat 60% van de crisiscontacten mensen betreft die bekend zijn in de zorg. De helft hiervan wordt opgenomen. Als de crisiskaart standaard zou worden aangeboden aan cliënten voor zij met ontslag gaan na een crisisopname, of na een crisiscontact, zou dat grote winst kunnen opleveren. De praktijk is echter anders. Veel hulpverleners weten niet van het bestaan van de crisiskaart. 

De onbekendheid van de crisiskaart komt onder andere door het kleine volume. Zelfs als de crisisdienst op de hoogte is van het bestaan van de crisiskaart, komt die informatie vaak niet (tijdig) bij de opnamearts terecht.

De politie wijst er op dat er veel meer crisiskaarten moeten komen, anders is het onbegonnen werk om alle politiemensen te informeren over het bestaan van de crisiskaart.

Suggesties uit de workshops waren onder andere:

Opname in politiesystemen (minstens de informatie dat de persoon een crisiskaart heeft).

Verbeter de communicatie tussen crisisdienst en opnamearts; de opnamearts moet tijdig weten dat er een crisisplan is en dat lezen. 

Bejegening door de politie is van groot belang: rustig, niet intimideren. 

Crisiskaart standaard aanbieden na een nieuw crisiscontact.

De crisiskaart opnemen als prestatie indicator van de zorgverzekeraar voor de GGZ. 

Promoten van de crisiskaart bij huisartsen (samen met de politie zijn zij de belangrijkste verwijzers naar crisisdiensten).

 

Onderzoek naar de crisiskaart

In deze workshop stond onder andere een kwalitatief onderzoek van de VU Amsterdam naar het gebruik van de crisiskaart bij Pro Persona centraal. 

Enkele aanbevelingen uit de workshops:

Er bestaat behoefte aan het beter in kaart brengen en beschrijven van wat er nodig is voor het maken van een crisiskaart.

Respondenten van het onderzoek bij Pro Persona legden de nadruk op de psychosociale effecten. ’Wij hebben meer inzicht gekregen, meer eigen macht gekregen, meer empowerment.’ Die effecten zijn moeilijk te meten. Daarom zou het nuttig zijn om de resultaten van de jaarlijkse evaluaties door de consulenten crisiskaart te gebruiken.

Er wordt steeds gezegd dat de crisiskaart ‘uitgerold’ moet worden, omdat ongeveer 1000 crisiskaarten niet genoeg is. Het produceren van crisiskaarten is echter geen tapijtfabriek. 

Denk er aan dat er op dit moment richtlijnen gemaakt worden rond mensen met persoonlijkheidsstoornissen en borderlineproblematiek. Zorg ervoor dat de crisiskaart daarin wordt opgenomen.

 

Crisiskaart en zorgverzekeraars

Het gaat erom een basis te creëren voor een structurele financiering. Er bestaan veel crisiskaart initiatieven in het land en ze werken allemaal verschillend. Dat levert geen goede basis op. Het is nodig om de crisiskaart beter te funderen, meer structureel, met inachtneming van het onderhoud dat nodig is, zodat de cliënt er permanent aanspraak op kan maken. De vraag is dus: wat moeten we met die bestaande diversiteit? Zorgverzekeraars Nederland vindt dat er een discussie aangegaan moet worden met de beroepsverenigingen: dit is de crisiskaart, en die gaan we borgen. De crisiskaart moet ook een plek krijgen in de richtlijnen voor de beroepsbeoefenaren; de kwaliteit moet daar geborgd worden.

Ook aspecten als kwaliteit van leven, het wonen in de wijken en maatschappelijke steunsystemen spelen een rol bij de crisiskaart. Sommige verzekeraars zetten duidelijk in op wijkgericht werken: zorg, welzijn, wonen, maatschappelijke participatie. Daarmee is het de vraag of de crisiskaart uitsluitend iets is van de zorg of ook onder de WMO van belang is. 

 

Voorwaarden, voordelen, valkuilen

Het gaat hier over het implementeren van de onafhankelijke crisiskaart binnen GGZ- instellingen. Dat kan heel goed, mits voldaan wordt aan de kwaliteitscriteria en de gedragscode van het LCIO.

Eén van de onderwerpen die aan bod kwamen was: maak je gebruik van bestaande crisisplannen bij het maken van een crisiskaart? Dat kan zeker voordelen hebben.

Een andere vraag was: hoe ga je om met mensen die niet (meer) in zorg zijn, als het crisiskaart project verbonden is aan een GGZ-instelling? Is voor hen de drempel niet te hoog? 

 

Afsluiting van de conferentie

 

Bij de plenaire afsluiting van de dag werd geconstateerd dat er sprake is van een mijlpaal: er is draagvlak bij zorgverzekeraars en zorgaanbieders om samen met cliëntenorganisaties de crisiskaart landelijk toegankelijk te maken. Alom bestaat het besef dat het niet bij kleine crisiskaartprojecten moet blijven. Als alle actoren samenwerken, kan dat iets goeds opleveren voor de cliënten.

 

Renée Smulders, projectleider LCIO