Lourens Henkelman, tot voor kort programmahoofd Zorginnovatie bij het Trimbosinstituut,
is er heel duidelijk in. Er is meer tussen hemel en aarde dan wetenschappelijke
kennis en evidentie. Een merkwaardige stellingname voor een academicus en
gerenommeerd medewerker van een wetenschappelijk kennisinstituut? Nee, want
Henkelman is ook een verklaard drager van die andere vorm van kennis: de kennis van
ervaring met psychisch lijden en gebruik van de zorg.
Niet zelf als cliënt van de ggz, maar als naastbetrokkene, als pleegvader van een jonge
man die al vele jaren met psychische problemen worstelt en overgeleverd is aan een
ggz die geen raad met hem weet. Zo heeft de zoon onlangs maandenlang in separatie
doorgebracht. Een duidelijker brevet van onvermogen van de zorg is nauwelijks mogelijk.
Henkelman en zijn vrouw weten wat kan helpen als hun zoon te gespannen wordt,
maar de hulpverlening heeft hier geen boodschap aan. Niet aan de ervaringskennis
van de familie, en kennelijk ook niet aan die van de zoon, die toch zelf de ontdekking
moet hebben gedaan dat wiet hem rustig maakt. Ervaringskennis, zo betoogt
Henkelman, staat ten onrechte onderin de hiërarchie van gewaardeerde bronnen van
zeggingskracht. Ook bij de ontwikkeling van richtlijnen en zorgprogrammas. Het is
zaak dat dit verschil in rangorde wordt gecorrigeerd. Want, stelt de auteur, misschien
gaat het bij ervaringskennis niet eens om aanvullende kennis, maar om substantiële
basiskennis en zijn juist gegevens over eff ectiviteit van behandelingen en interventies
aanvullend.
Ineke Sterrenburg, secretaris van het Platform Chronische Psychiatrie, constateert
juist dat ervaring een belangrijk richtsnoer blijft in de praktijk van de langdurende ggz.
Dit omdat er nog onvoldoende aansluiting is tussen de academische psychiatrie en de
wereld van de chronische sector. Maar zij heeft het over de ervaring van de professional,
en dan waarschijnlijk vooral die op het niveau van de behandelaar. Behandelaren
uit de langdurende ggz hebben zich onder de vlag van het Platform verenigd om die
ervaring uit te wisselen, vanuit een gemeenschappelijke notie dat op het gebied van de
chronische psychiatrie en de rehabilitatie nog veel werk verzet zou moeten worden en
nog veel winst te behalen is. Sterrenburg schetst de ontwikkeling van de langdurende
ggz vanaf de jaren zestig en de veranderingen die in die periode onder professionals
hebben plaatsgevonden: de opkomst van de critici, de sociale psychiatrie, de rehabilitatie
en de terugkeer van het bestwildenken. Inmiddels is er meer bekend hoe de zorg
voor langdurig zorgafhankelijke cliënten beter georganiseerd zou kunnen worden en is
de wetenschappelijke kennis over eff ectieve behandelvormen beduidend toegenomen.
Dat er desondanks nog zoveel te verbeteren is in de chronische sector wijt Sterrenburg
niet alleen aan registratiedruk en onduidelijke fi nanciering, maar ook aan gebrek aan
zelfkritisch vermogen en de lage professionele status van werken in de langdurende
ggz. En aan iets anders, zoals blijkt uit de volgende opmerkelijke zinsnede: Af en toe
is het goed om onze behandelwoede en rehabilitatiedrang opzij te zetten en de tijd te
nemen goed naar de patiënt te luisteren, en aandacht te besteden aan het lijden en aan
existentiële levensvragen.
Hoe beleven cliënten van de ggz die langdurig in een woonafdeling verblijven de aan
hen geleverde zorg? En hoe eff ectief is die zorg ten aanzien van hun functioneren?
Vragen die telkens opnieuw gesteld zouden moeten worden, maar waar kennelijk het
antwoord nog steeds niet duidelijk op wordt. Liesbeth Baars beschrijft twee vormen
van kwalitatief onderzoek op dit terrein. Beide vormen van onderzoek zijn uitgeprobeerd
in de afdeling Beschut Wonen van GGZ Friesland in Heerenveen. De ene vorm
stelt vragen, aan de cliënten en aan hun omgeving, de andere observeert en interpreteert.
De resultaten zijn tweeërlei. In de eerste plaats worden de bekende knelpunten
in de zorg voor cliënten in de residentiële ggz weer eens bevestigd en blijkt de kwaliteit
van leven van de meeste van deze cliënten zorgwekkend. In de tweede plaats toont
het experiment aan hoe moeilijk het blijft om de beleving van ernstig beschadigde en
gedemoraliseerde mensen in een onderzoeksinstrument te vangen. Desalniettemin
verdienen pogingen daartoe zoals in Friesland een vervolg, want niet geschoten blijft
altijd mis en de vragen moeten wel gesteld blijven worden.
Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de al beschikbare antwoorden, zoals opgetekend
in de herstelliteratuur. Er zijn al heel veel verhalen die informatie geven over
hoe de doorgaans geleverde zorg in deze sector beleefd wordt. Deze verhalen kunnen
onderzoekers ook helpen om de juiste vragen te stellen.
Hannah van Wijngaarden biedt een originele bijdrage aan de herstelliteratuur door de
benadering van decompressieziekte als voorbeeld te stellen voor psychiatrische ziekten.
Decompressieziekte maakt slachtoff ers onder duikers en doet zich voor wanneer
er te lichtvaardig wordt gedacht over de diepte van een duik en het maken van een
safety- of decompressiestop. Hannah weet waarover ze spreekt want zij heeft drie
duikbrevetten en uit eigen ervaring kennis gemaakt met meerdere psychiatrische diagnoses.
Verder is de lezing Het verlangen die Annemarie Kroet heeft uitgesproken op het
laatste ACT-congres in dit nummer opgenomen.
Hoe komt het dat zowel cliënten als hulpverleners tevreden zijn over Liberman-modules,
terwijl er tot op heden toch geen sprake is van een stevige brede implementatie?
Maaike van Vugt brengt verslag uit van het Trimbos-onderzoek naar de bevorderende
en belemmerende factoren van implementatie bij GGZ Midden-Brabant, Meerkanten
en Mediant.
Menno van Veen informeert ons over de resultaten van de ruim twee jaar ervaring die
inmiddels is opgedaan met de Groninger Opleiding Ervaringsdeskundigheid. Deze
opleiding biedt deskundigheidsbevordering aan (ex-)gebruikers van de zorg in de
vorm van basiscursussen en vervolgcursussen.
In de rubrieken TOEN en HERSTEL vindt u de verslagen van respectievelijk de
conferentie Een stap verder van de Stichting Recovery Nederland op 25 oktober en
het 3e Lustrum congres van de Stichting Rehabilitatie 92 op 26 november 2007. In
INITS kunnen we dankzij Gerda Scholtens kennismaken met de Amsterdamse cursus
Opzetten van en leidinggeven aan supportgroepen voor stemmenhoorders.
Ten slotte de PRAXIS over Jannie die duidelijk maakt wat we eigenlijk ook allemaal
wel weten: het is gemakkelijker gezegd dan gedaan.