Early life events en de stress die daar het gevolg van is, hebben ook invloed op de wijze waarop genetische aanleg tot ontplooiing komt. Zo blijkt de kwaliteit van moederlijke zorg afhankelijk te zijn van de aanmaak van stoffen als oxytocine en vasopressine. Onvoldoende aanmaak van die stoffen als gevolg van early life events tast de kwaliteit van die zorg aan, leidt bij de nakomelingen tot ernstige toename van stress, beperkt de ontwikkeling van hechting tussen moeder en kind en tussen het opgegroeide kind en andere mensen. Met alle sociale en maatschappelijke gevolgen van dien.
De wijze waarop genetische aanleg tot uitdrukking komt, blijkt overdraagbaar te zijn naar volgende generaties. Kenmerken van de moeder, die gevolg kunnen zijn van haar ‘early life events’, worden als een soort niet-genetische overerving op volgende generaties overgebracht. Verstoorde moederlijke eigenschappen worden als het ware biologisch vastgelegd en doorgegeven en kunnen bij haar kinderen opnieuw tot uitdrukking komen.
Hulpverlener heeft baat bij nieuwe inzichten hersenonderzoek Hulpverleners zetten zich in voor mensen die het leven niet altijd even makkelijk af gaat. Een deel van die hulp richt zich op lichamelijke en medische nood, een ander deel meer op sociale en sociaalpsychische nood.
Veel meer dan wordt aangenomen, hebben sociale en psychische problemen een neurobiologische basis. De neuro- en verwante wetenschappen slagen er steeds beter in daarop een verhelderend licht te werpen. De voortschrijdende inzichten maken echter ook duidelijk dat het niet vanzelfsprekend is dat hulpverleningsinterventies voldoende effect sorteren. Wil de sociale, psychische en psychiatrische hulp de effectiviteit van al die interventies vergroten dan zal ,toch meer dan nu gebeurt, rekening gehouden moeten worden met alle nieuwe neurowetenschappelijke inzichten. Dit zal ongetwijfeld het aanzien van de sociaalpsychische en psychiatrische hulp ingrijpend veranderen.