Van mensen met psychische aandoeningen en psychosociale beperkingen

Nu in het Tijdschrift voor Rehabilitatie


In het nieuwe nummer van Tijdschrift voor Rehabilitatie:

Redactioneel | Marianne Bassant
Van betekenis | Marian Klein Bramel
De ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting. Kennismaking met De Link in Vlaanderen | Caroline Cocquyt en Els Vanden Berghe
Bild | Diepwatercollectief

De Woonschool. Werkwijze en resultaten van Rehabilitatiecentrum Zevenkamp | Bert-Jan Roosenschoon en Moniek Bogaards
Familie als Bondgenoot: een ontdekkingsreis van vier jaren | Henk Fox, Jean Knooren, Jacqueline Melman-De Rijcke, Paul Schalken, Frans Wittenberg
Icon Arie Querido | Marianne Bassant
Verbetertraject Sociale Participatie: concrete stappen in één jaar | Annemieke Hendriksen-Favier en Harry Michon
‘En hopelijk gaan er minder vogels dood’. Impressies uit het Verbetertraject Sociale Participatie | Anne Wibaut en Willy Calis
RE-HABS
Aan het werk in Worcester (VS) | Sanne van Eeghen


Dit nummer van het Tijdschrift voor Rehabilitatie - 72 blz., 18 euro (excl. verzendkosten) - kan worden besteld bij de uitgever: Uitgeverij SWP, Postbus 257, 1000 AG Amsterdam, tel. 020-3307200, e-mail swp@mailswp.com. Vermeld duidelijk de naam van het tijdschrift en de datum van verschijning (maand/jaartal). Ook andere nummers kunt u op deze manier bij de uitgever los bestellen - zolang de voorraad strekt.
Niet meer leverbare edities van
Passage en Tijdschrift voor Rehabilitatie kunt u nog digitaal verkrijgen via epub.nl


‘Hoe komt het toch dat de hulpverlening de ene keer wel aanslaat, maar vaak ook niet, ondanks onze betrokkenheid, ons zoeken, ons willen en ons harde werk?’

Het is een vraag die menig hulpverlener zich zo nu en dan zal stellen. Hoe vaak leggen we deze vraag eigenlijk voor aan degene(n) die we ondersteuning willen bieden? Caroline Cocquyt en Els Vanden Berghe beschrijven in het eerste artikel van dit nummer hoe deze vraag in ‘al haar scherpte op tafel kwam’ tijdens een thema-avond over hulpverlening met ouders van de gezinnen die zij begeleidden. Bijna alle mensen gaven daarbij aan dat ze nog nooit een hulpvraag hadden kunnen stellen die er voor hen werkelijk toe deed. Sterker nog, de deelnemers drukten het gevoel uit dat ze nog nooit echt hulp hadden gekregen. Hoe is het mogelijk dat ouders dit gevoel hebben, ondanks de grote inzet van de betrokken hulpverleners?
De auteurs hebben jarenlang gezinnen begeleid die in Vlaanderen ‘generatiearmen’ worden genoemd. Samen met cliënten kwamen zij op het spoor van de missing link. Zij beschrijven de visie van De Link in Vlaanderen en het proces dat onder meer geleid heeft tot de oprichting van een opleiding tot ‘ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting’. Zij informeren ons ook over de opzet van deze opleiding en hun ervaring met de inschakeling van ervaringsdeskundigen als bruggenbouwers in de hulpverlening.
Met het beeld van haar verrekijkertje en de betekenis van het perspectief sluit Marian Klein Bramel in de rubriek ‘Van betekenis’ mooi aan bij de boodschap van onze zuiderburen.

In ‘De Woonschool’ evalueren Bert-Jan Roosenschoon en Moniek Bogaards de werkwijze en resultaten van dit klinische deel van het Rehabilitatiecentrum (RC) Zevenkamp. De evaluatie betreft de startfase (2001-2003) van de Woonschool en de lessen die daaruit getrokken zijn. Het programma is gericht op een integraal zorgaanbod van woontraining en rehabilitatie, gebaseerd op de IRB. Naast goede resultaten, laat de evaluatie ook de vraagstukken zien die je tegen kunt komen bij de implementatie van een dergelijk project. Hoe ga je om met het spanningsveld tussen het hanteren van de uitgangspunten van rehabilitatie (ruimte bieden aan de eigen wensen van de cliënt) en de noodzaak tot structurering en beheersing die het wonen in het RC met zich meebrengt?
Henk Fox en zijn bondgenoten kennen wij al uit een eerder artikel in dit tijdschrift (2008, 4) als pleitbezorgers van een goede samenwerking binnen de triade cliënt, familie en hulpverlener. In dit nummer beschrijven zij het ontstaan van het project Familie als Bondgenoot en de ontdekkingsreis van de eerste vier jaren van het bestaan van dit project. En omdat de zoektocht wordt vervolgd, is hun bijdrage uitgegroeid tot een continuing story en kijken wij uit naar spannende cliffhangers. ‘Nu ik het resultaat helder beschrijf, zie ik pas hoe veel het heeft opgeleverd. Achteraf gezien was het helemaal niet zo ingewikkeld. Dat inspireert me om verder te gaan.’

Meer citaten van hulpverleners die hebben deelgenomen aan het Verbetertraject Sociale Participatie kunnen we vinden in de bijdrage van Willy Calis en Anne Wibaut. Met voorbeelden illustreren zij de door de deelnemende professionals geleerde lessen. Teams van 29 organisaties uit de ggz en vgz hebben bij ruim driehonderd cliënten wensen op het gebied van sociale contacten in kaart gebracht. Voor nagenoeg al deze mensen zijn verbeteracties gestart om hun persoonlijke doelen op dit terrein te helpen verwezenlijken.
Annemieke Hendriksen-Favier en Harry Michon presenteren in hun artikel de resultaten voor de bij het Verbetertraject Sociale Participatie betrokken cliënten. Ruim driekwart van de cliënten geeft aan dat er voor hen een positieve verandering heeft plaatsgevonden op het terrein van sociale contacten. De onderzoekers trekken interessante conclusies, die ik hier niet allemaal ga verklappen. Ondanks de vele aandacht en inzet voor het belang van vermaatschappelijking van de ggz – ‘erbij horen’, ‘de cliënt centraal’, ‘naar een volwaardig burgerschap’, enzovoort – blijkt een dergelijk verbetertraject toch nog nodig te zijn om hier echt werk van te maken. Is hier ook sprake van een missing link, maar dan tussen de mooie beleidsnota’s en de dagelijkse gang van zaken op de werkvloer? De auteurs zijn er in ieder geval niet gerust op dat de verbeteringen van blijvende aard zijn. Zij wijzen erop dat ‘topmanagers van veel instellingen participatie van cliënten aan de samenleving niet als hun corebusiness zien’.

‘Pas als dit thema bovenaan in hun agenda staat, maakt een bloeiende ondersteuning van cliënten ter zake een kans.’

De topmanagers zullen toch niet vrezen dat hun corebusiness gevaar loopt als hulpverleners een minder centrale plaats gaan innemen in het netwerk van hun cliënten? En hoe zit het met de corebusiness van de hulpverleners? Stemt die overeen met deze opvatting van hun managers? Hoe gaan zij om met de vraag waarmee dit redactioneel opent? Jammer dat zij daar zo weinig over schrijven.
Misschien inspireert het verhaal van Sanne van Eeghen. Zij nam ontslag bij haar Amsterdamse ggz-werkgever en solliciteerde bij Alternatives Unlimited in Worcester (VS) om nader kennis te maken met de praktijk van de IRB en met wat ze daar ‘herstelondersteunende zorg’ noemen. Sanne vertelt ons niet alleen over haar werkervaring van acht maanden als rehabilitation counselor, maar ook over de daarop volgende confrontatie met de dagelijkse praktijk in Amsterdamse ggz-instellingen. Zij heeft wel wat suggesties voor een ‘verbetertraject’.
In ICON wordt dit keer eer betoond aan Arie Querido. Ondergetekende heeft zich hiervoor verdiept in zijn leven en werk en kan met vrij grote zekerheid stellen dat hij zich om zou draaien in zijn graf als hij het zou horen van… die corebusiness.