Van mensen met psychische aandoeningen en psychosociale beperkingen

Passage, nr. 1 maart 2005

Inhoudsopgave

Redactioneel
Hella van de Beek

THEMA Vermaatschappelijking: tussen hoop en vrees

Verhalen over vermaatschappelijking
Frank van Hoof

Onze Buren
Bram van der Leden en Jan Jongbloed

Met vallen en opstaan meedoen in de wijk
Mieke Thijssen

Ongebonden schilvoorzieningen en maatschappelijke participatie
Dick Oudenampsen en Marjan de Gruijter

Onbenutte kwaliteiten in Rotterdam. Balanceren tussen werkgelegenheids- en welzijnsbeleid
Rian Smit

‘Meedoen!’ De beleidscontext van maatschappelijke participatie
Frank van Hoof en Dick Oudenampsen

Congresverslag | Rehabilitatie als maatschap
Dorea Ketelaars

Assertive community treatment. Een nieuw jasje voor geïntegreerde zorg
John Lardinois

Individuele Plaatsing en Steun in Eindhoven. Een tussentijdsverslag over principes in de praktijk
Hanneke Henkens
Redactioneel

Die stemmen niet direct erg positief. Duidelijk is dat veel mensen zich bewegen in een soort minimaatschappijtje van ggzprojecten en cliëntgestuurde activiteiten, maar dat de daadwerkelijke deelname aan het werkproces of verenigingsleven nog steeds moeilijk is. Het artikel gaat in op wat nu belemmerende en bevorderende factoren zijn, en wat er nodig is om de toegankelijkheid te vergroten. Daarin kunnen projecten als die van de ongebonden schilvoorzieningen een belangrijke rol spelen, omdat daar een vertrouwde uitvalsbasis wordt gecreëerd. Dat het proces van vermaatschappelijking breder ligt dan de ggz alleen, wordt in de twee laatste bijdragen duidelijk. In het artikel van Rian Smit komt de rol van de gemeente aan de orde als drager van het sociale activeringsbeleid. Rotterdam is al jaren met het project Onbenutte Kwaliteiten een voorbeeld van breed ingezette activering, die niet alleen gericht is op arbeidsparticipatie, maar ook op deelname aan andere bezigheden. Tien jaar ervaring op dit terrein laat zien hoe in het verlengde van een consequent gemeentelijk beleid specifieke ontwikkelingen op gang komen rond arbeid voor speciale doelgroepen. Daarbij is samenwerking tussen de ggz en de gemeentelijke sectoren van groot belang. Het duidt erop dat de ggz zich blijvend bewust moet zijn van haar verantwoordelijkheid om haar expertise in te zetten voor het bredere proces van vermaatschappelijking. Het slotartikel neemt de lezer mee op een tour d’horizon over de beleidsmatige ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op vermaatschappelijking. De gastredacteuren geven een mooi overzicht van algemene wetgeving, voorzieningenbeleid en (tijdelijk) stimuleringsbeleid. Zij schetsen de trend dat de landelijke overheid zich steeds meer terugtrekt; includerend beleid wordt steeds meer een taak van de lokale overheid en de markt. Het ‘meedoen’ van dit kabinet, zo constateren Van Hoof en Oudenampsen, is niet op de rijksoverheid zelf van toepassing als het om vermaatschappelijking gaat. Als nu ook de ggz steeds meer zichzelf gaat zien als een op genezing gericht medisch specialisme, dan worden de kansen voor het proces van vermaatschappelijking absoluut ondermijnd. Juist nu is het nodig om alle zeilen bij te zetten en participatie van mensen met psychische beperkingen hoog op de agenda te zetten en concreet handen en voeten te geven. Na dit themadeel volgen twee artikelen die als onderwerp het vertalen en invoeren in Nederland van Amerikaanse programma's (voor respectievelijk intensieve ambulante zorg en arbeidsrehabilitatie) met elkaar gemeen hebben. Assertive Community Treatment (ACT) combineert behandeling, rehabilitatie en praktische dienstverlening. De aanpak blijkt in de Verenigde Staten bewezen effectief. De auteurs bepleiten een aanpassing van het ACT-model voor Nederland, dat immers in tegenstelling tot de Verenigde Staten (nog!) over een goed stelsel aan voorzieningen beschikt waardoor het niet nodig is alle zorg en begeleiding ' binnen het team' te halen maar aansluiting te zoeken bij bestaande instanties en voorzieningen. Vervolgens dient onderzoek nader uit te wijzen welke varianten binnen welke context effectief zijn, en hoeveel water je bij de wijn kunt doen om voldoende effectiviteit te behouden' (p. 61). Dit alles in de hoop dat ACT het contact zal kunnen herstellen met de mensen die zich in het verleden gefrustreerd hebben afgekeerd van de reguliere hulpverlening. Met het programma voor arbeidsrehablitatie Individual Placement and Support (IPS) worden in de Verenigde Staten eveneens goede resultaten geboekt. Het IPS-programma wordt op dit moment door het Trimbos-instituut in enkele regio's in Nederland ingevoerd. Henkens beschrijft de praktische bevindingen in Eindhoven. De resultaten zijn bemoedigend maar ook is duidelijk dat kiezen, krijgen en houden van werk in Nederland anders verloopt dan in de Verenigde Staten.