Redactioneel
Die stemmen niet direct erg positief.
Duidelijk is dat veel mensen zich bewegen
in een soort minimaatschappijtje van ggzprojecten
en cliëntgestuurde activiteiten,
maar dat de daadwerkelijke deelname aan
het werkproces of verenigingsleven nog
steeds moeilijk is. Het artikel gaat in op wat
nu belemmerende en bevorderende factoren
zijn, en wat er nodig is om de toegankelijkheid
te vergroten. Daarin kunnen projecten
als die van de ongebonden schilvoorzieningen
een belangrijke rol spelen, omdat
daar een vertrouwde uitvalsbasis wordt
gecreëerd.
Dat het proces van vermaatschappelijking
breder ligt dan de ggz alleen, wordt in de
twee laatste bijdragen duidelijk. In het artikel
van Rian Smit komt de rol van de
gemeente aan de orde als drager van het
sociale activeringsbeleid. Rotterdam is al
jaren met het project Onbenutte Kwaliteiten
een voorbeeld van breed ingezette activering,
die niet alleen gericht is op arbeidsparticipatie,
maar ook op deelname aan andere
bezigheden. Tien jaar ervaring op dit terrein
laat zien hoe in het verlengde van een consequent
gemeentelijk beleid specifieke ontwikkelingen
op gang komen rond arbeid
voor speciale doelgroepen. Daarbij is samenwerking
tussen de ggz en de gemeentelijke
sectoren van groot belang. Het duidt erop
dat de ggz zich blijvend bewust moet zijn
van haar verantwoordelijkheid om haar
expertise in te zetten voor het bredere proces
van vermaatschappelijking.
Het slotartikel neemt de lezer mee op een
tour dhorizon over de beleidsmatige ontwikkelingen
die invloed kunnen hebben op
vermaatschappelijking. De gastredacteuren
geven een mooi overzicht van algemene
wetgeving, voorzieningenbeleid en (tijdelijk)
stimuleringsbeleid. Zij schetsen de trend
dat de landelijke overheid zich steeds meer
terugtrekt; includerend beleid wordt steeds
meer een taak van de lokale overheid en de
markt. Het meedoen van dit kabinet, zo
constateren Van Hoof en Oudenampsen, is
niet op de rijksoverheid zelf van toepassing
als het om vermaatschappelijking gaat. Als
nu ook de ggz steeds meer zichzelf gaat zien
als een op genezing gericht medisch specialisme,
dan worden de kansen voor het proces
van vermaatschappelijking absoluut
ondermijnd. Juist nu is het nodig om alle
zeilen bij te zetten en participatie van mensen
met psychische beperkingen hoog op de
agenda te zetten en concreet handen en
voeten te geven.
Na dit themadeel volgen twee artikelen die
als onderwerp het vertalen en invoeren in
Nederland van Amerikaanse programma's
(voor respectievelijk intensieve ambulante
zorg en arbeidsrehabilitatie) met elkaar
gemeen hebben. Assertive Community
Treatment (ACT) combineert behandeling,
rehabilitatie en praktische dienstverlening.
De aanpak blijkt in de Verenigde Staten
bewezen effectief. De auteurs bepleiten een
aanpassing van het ACT-model voor
Nederland, dat immers in tegenstelling tot
de Verenigde Staten (nog!) over een goed
stelsel aan voorzieningen beschikt waardoor
het niet nodig is alle zorg en begeleiding '
binnen het team' te halen maar aansluiting
te zoeken bij bestaande instanties en voorzieningen.
Vervolgens dient onderzoek
nader uit te wijzen welke varianten binnen
welke context effectief zijn, en hoeveel
water je bij de wijn kunt doen om voldoende
effectiviteit te behouden' (p. 61). Dit alles
in de hoop dat ACT het contact zal kunnen
herstellen met de mensen die zich in het
verleden gefrustreerd hebben afgekeerd van
de reguliere hulpverlening. Met het programma
voor arbeidsrehablitatie Individual
Placement and Support (IPS) worden in de
Verenigde Staten eveneens goede resultaten
geboekt. Het IPS-programma wordt op dit
moment door het Trimbos-instituut in enkele
regio's in Nederland ingevoerd. Henkens
beschrijft de praktische bevindingen in
Eindhoven. De resultaten zijn bemoedigend
maar ook is duidelijk dat kiezen, krijgen en
houden van werk in Nederland anders verloopt
dan in de Verenigde Staten.