Redactioneel
Een verwoestende diagnose. Onder deze
titel staat in deze Passage een interview over
stigma en discriminatie dat iedereen, werkzaam
in de ggz, móet lezen. Martijn Kole vertelt
in het interview over de diagnose schizofrenie,
in zijn visie het meest destructieve
label wat de psychiatrie heeft voortgebracht.
Een label waardoor je wordt veroordeeld tot
een mens die niets meer mag, niets meer kan,
niets meer mag willen, niet meer mag nadenken.
Met als kwalijk gevolg dat je eigenwaarde
vernietigd wordt en dat je ook niet meer in
jezelf gelooft en je eigen dromen opgeeft. Het
vergt erg veel kracht om je bedwelmd door
de medicijnen daarvan te ontworstelen en
weer op zoek te durven gaan naar uitdagingen
in het leven. Het is confronterend te
bemerken dat je ontwikkeling al die jaren
nagenoeg stilstond. Dat roept boosheid op.
Om Martijn Kole te citeren: Heb ik een jaar
lang in een inrichting gezeten en houtballen
uitgeboord en meer van die onzin, en waarvoor
zat ik daar? Psychotherapie werd hem
in die tijd niet gegund, daar zou hij knalpsychotisch
van worden.
Martijn is niet de enige met dit soort ervaringen.
In het Passage-cahier Herstel, Empowerment
en Ervaringsdeskundigheid een maand
geleden uitgekomen staan veel vergelijkbare,
stuitende verhalen en het persoonlijk leed
dat daarachter schuilgaat laat zich raden.
Het is een wrange constatering dat ggz-cliënten
ook uitgerekend in de verblijfspsychiatrie
stigmatisering ten deel valt. We praten dan
over professionele stigmatisering. Cliënten
wordt aangeraden om bepaalde activiteiten
die tot voor kort vanzelfsprekend waren
(werk, studie) op te geven. Daarvoor in de
plaats komen dan de houtballen, de wandelingen,
de rustuurtjes en het deprimerende
gehang in de woonkamer. Volstrekt overgeleverd
aan jezelf is het niet meer dan logisch dat
de grondvesten onder je leven gaan trillen.
Hoop en ambities vervliegen. Zelfstigmatisering
is dan geen mens meer vreemd. En word
je op een goede dag ontslagen uit de kliniek,
dan ontstaat de paradoxale situatie dat de
ambities die ruw opzij werden gezet weer
aangewakkerd dienen te worden opdat maatschappelijke
integratie gestalte kan krijgen.
Stigmatisering van mensen met psychische
aandoeningen heeft geen belangrijke plaats in
het publieke debat in Nederland, ongeacht of
het nu professionele stigmatisering, maatschappelijke
stigmatisering of stigmatisering in
de media betreft. Passage belicht verschillende
aspecten van stigma. Aanleiding tot dit thema
was het bezoek in juni van de Amerikaan
Patrick Corrigan, hoogleraar psychologie in
Chicago. Annette Plooy en Martijn Kole doen
verslag van zijn lezing en masterclass.
Corrigan betoogt dat cliënten naar buiten
moeten treden om de publieke opinie te beïnvloeden.
Die coming out is niet zonder risico
omdat je jezelf blootstelt aan allerlei vormen
van discriminatie maar ook omdat je een
goede balans moet hebben van niet te gek en
niet te gezond. Dat laatste werd bevestigd
door Daniel Fisher, psychiater in Massachusetts,
die evenals Corrigan in het voorjaar een
bezoek bracht aan Nederland. Fisher heeft
ooit de diagnose schizofrenie over zich af
horen roepen en verschillende psychiatrische
opnames doorgemaakt. Nu is hij directeur van
het National Empowerment Center (een
belangrijke cliëntenorganisatie in de VS) en
maakt hij zich sterk voor herstel en empowerment
van mensen met psychische stoornissen.
Deze successtory berust op een misdiagnose, zo
menen beroepsgenoten van hem. Maar zoals
Suzanne Engelen vermeldt in haar verslag:
Toen hij zat weg te kwijnen in een inrichting,
was er niemand die dat tegen hem zei. Over
professionele stigmatisering gesproken
Behoeft het publieke debat over stigma in
Nederland meer vuur, onderzoek hiernaar is
enigszins op gang gekomen. Wendy Heesbeen,
Jaap van Weeghel en Hans Kroon doen
verslag van een onderzoek in twee woonwijken
in de provincie Utrecht naar de houding
van bewoners jegens mensen met psychische
stoornissen. Ook dit onderzoek onderstreept
het belang van contact tussen mensen met en
zonder psychische aandoeningen als remedie
tegen stigmatisering. Deze strategie werkt het
beste als het contact gelijkwaardig is en op
vrijwillige basis berust. De GGZ Kop van
Noord-Holland volgt weer een andere vorm
van contactstrategie. Met het oog op de Wet
Maatschappelijke Ondersteuning en de regierol
van de gemeenten daarbij, heeft de ggz het
initiatief genomen tot een voorlichtingsronde
in alle negen gemeenten in de Kop van
Noord-Holland en aldaar werden presentaties
en discussiebijeenkomsten georganiseerd.
Sjaak Boon en Mirjam Korevaar vertellen
over het belang van deze kennisuitwisseling.
Een uitgebreid artikel, geschreven door Jaap
van Weeghel, is gewijd aan de implementatie
van zes evidence-based interventies in de
Verenigde Staten. Terwijl er regelmatig een
verwarrende discussie opduikt of practisebased
niet minstens zo van belang is als evidence-
based, blijkt dat de interventies die al
wél als effectief bekend staan maar mondjesmaat
benut worden. Mensen met ernstige
psychische stoornissen zoals schizofrenie en
aanverwante stoornissen profiteren dus nauwelijks
van de kennis die voorhanden is.
Publicaties over en richtlijnen voor evidencebased
interventies blijken bij lange na niet voldoende
om deze in de ggz-praktijk ingevoerd
te krijgen. Om die reden werd in Amerika
besloten tot een groot implementatieproject
om de beschikbare kennis op toegankelijke
wijze te verspreiden en te benutten. Kennis
beter delen, zoals dat in Nederland ook wel
wordt uitgedrukt en bijvoorbeeld tot uitdrukking
komt in zogenoemde Doorbraakprojecten.
De zes geselecteerde interventies zijn allen
gebaseerd op het idee én de ervaring dat mensen
kunnen herstellen van hun psychische
aandoening en zijn mede bedoeld om de keuzemogelijkheden
van cliënten te vergroten en
hen meer controle te geven over hun leven en
ziekte. Deze omvangrijke studie is nog niet
afgerond en over de resultaten valt nog niet
veel te melden. Voorlopig kan gesteld worden
dat de implementatie van nieuwe interventies
gepaard moet gaan met duidelijke keuzes op
beleidsniveau. Dat is geen nieuw geluid en
doet de ambities van het implementatieproject
tekort. Interessant is vooral om na te gaan of
cliënten met behulp van dit project erin slagen
om de regie over hun leven te houden dan
wel hun persoonlijke doelen kunnen realiseren.
Een vervolgartikel ligt dan ook in de rede.
In afwachting daarvan is het artikel van Jos
Dröes interessant. Hij betoogt dat de behandelaar
lees de psychiater of andere hoofdbehandelaar
een cruciale rol heeft om cliënten
te ondersteunen in het vervullen van hun
zelfgekozen doelen. Dröes benadrukt de wenselijkheid
van integratie van behandeling en
rehabilitatie en verwijst daarbij ook naar de
internationale literatuur. Toch is in de praktijk
dikwijls een vrij scherpe scheidslijn waarneembaar
tussen behandeling en begeleiding
en helaas werd al eerder geconstateerd dat
wetenschappelijke publicaties het niveau van
boekenwijsheid dikwijls niet ontstijgen. Ligt
hier stof voor een nieuw doorbraakproject om
veranderingen in de ggz-praktijk (eindelijk)
door te kunnen voeren of is dit te somber
gesteld en moeten we ons eerst maar eens
laten leiden door de algemeen bekend zijnde
inzichten voor implementatieprojecten? Lees
hiervoor de bijdrage van Hedser Vermeulen.
Somberheid over werkwijzen in de ggz kan
leiden tot mooie initiatieven. Een voorbeeld is
de Windroos Formule, bedacht door een
groep ouders van adolescenten met ernstige
psychosen. Zij maakten zich zorgen over de
toekomst van hun kinderen en verenigden
zich in een Stichting om herstel en empowerment
te bevorderen. Michel Planije doet verslag
van de presentatie van de Windroos
Formule in mei 2006.
Tot slot raadt de redactie aan extra te genieten
van dit nummer. In december verschijnt
Passage in een ander formaat en een andere
opzet. En schrik niet als u opeens een andere
naam aantreft. De redactie onlangs versterkt
door Hans Kroon, programmahoofd reïntegratie
bij het Trimbos-instituut en Dorothé van
Slooten, beleidsmedewerker cliëntenparticipatie
en zorgontwikkeling blijft ongewijzigd en
staat garant voor mooie artikelen. Natuurlijk is
kopij van uw hand uitermate welkom.