In dit nummer van het tijdschrift komen eigen initiatieven van herstellenden ruimschoots aan bod. Het Utrechtse Enik Recovery College, het zelfbeheer in de maatschappelijke opvang in ‘Je eigen stek’ en het indrukwekkende en beeldende verhaal van Jannemiek Tukker over haar persoonlijke overlevingstocht zijn voorbeelden van agenda’s die door herstellenden zelf worden of zijn ingevuld.
Hulpverlening zou herstel moeten ondersteunen, en dat besef spreekt uit de bijdragen over Kortdurende Begeleiding aan Huis door Anneke van Wamel en Linda Kreuger en uit het stuk over het FACTcentrum door Michiel Emmelot, Kees Langerak en Sonja van Rooijen. Ook de beschrijving door Bea Tiemens, Digna van der Kellen, Astrid de Groot-de Meijer en Mirjam Nekkers van de herstelgedachten die ten grondslag liggen aan het product ‘chronisch’ van Indigo’s basis GGZ getuigt van dit besef.
Martine Ganzevles en Sascha van Gijzel werpen een belangrijk punt op, namelijk dat er in plaats van ‘cliëntsturing’ beter kan worden uitgegaan van ‘herstelsturing’. Zij citeren Wilken (2015): ”de professionals die in de recovery colleges samenwerken (en leren) met ervaringsdeskundigen, zijn gegrepen door het herstelparadigma. Het onderscheid tussen de ene en de andere groep is dan ook erg vaag (en wordt steeds vager)”. Is dat wat Wilma Boevink bedoelt met haar ‘Agendapunt 2’: een gedeeld eigenaarschap van de GGZ? Wilma schrijft: “En de ontwikkeling en sturing gebeurt door cliënten zelf, door ervaringsdeskundigen. Dat was en is de kern van de herstelbeweging en blijvend van belang. Die mag niet verloren gaan.”
Er lijken zich twee modellen te ontwikkelen. Het ene gaat uit van een zelfstandige herstelbeweging van waaruit ervaringsdeskundigen kunnen participeren in de vorming van een herstelondersteunende GGZ, het andere gaat uit van een gezamenlijke groei in deze richting.
Of dit mogelijk is zonder dat de herstelbeweging oplost in de GGZ – dat is de vraag.
Jos Dröes
Nog geen abonnee? Neem nu een abonnement en blijf op de hoogte!