Van mensen met psychische aandoeningen en psychosociale beperkingen

Steeds meer praktijkkennis over wat werkt en wat niet werkt in het sociale wijkteam

Meer dan driekwart van de Nederlandse gemeenten werkt inmiddels met sociale wijkteams. Het Logacom-congres ‘De kracht van het sociale wijkteam’ gaf een momentopname van de huidige praktijk. Een prangende vraag is in hoeverre de gewenste innovatie die met de invoering van het werken met wijkteams wordt beoogd, in praktijk echt tot stand komt en wat daarin meespeelt. Je ziet dat er steeds meer praktijkkennis komt over wat werkt en niet werkt in sociale wijkteams.

Congres ‘De kracht van het sociale wijkteam’, 16 februari 2016


Meer dan driekwart van de Nederlandse gemeenten werkt inmiddels met sociale wijkteams. Dit Logacom-congres gaf een momentopname van de huidige praktijk. Een prangende vraag is in hoeverre de gewenste innovatie die met de invoering van het werken met wijkteams wordt beoogd, in praktijk echt tot stand komt en wat daarin meespeelt.


Voor diegenen die de ontwikkeling van wijkteams volgen, waren er geen hele nieuwe zaken die aan bod kwamen. Wel zie je dat er steeds meer praktijkkennis komt over wat werkt en niet werkt in sociale wijkteams. Ik licht er uit: de lezing van Albert Jan Kruiter van het Instituut voor Publieke Waarden. Hij signaleert, dat wijkteams oorspronkelijk gestart zijn met het oogmerk een laagdrempelige, generalistische, preventieve, nabije voorziening te bieden. Vanuit het adagium 1 huishouden,1 plan,1 regisseur zouden ze met de inwoners samen moeten werken aan plan dat recht doet aan wat mensen nodig hebben om zichzelf en hun naasten te kunnen redden. In praktijk krijgen de teams regelmatig klanten die in het bestaande circuit zijn vastgelopen. Dit betekent dat veel tijd gaat zitten in het ontwikkelen van maatwerkoplossingen voor multiprobleemhuishoudens. [1]In deze huishoudens gaat van alles tegelijk mis, zodat het mensen nu juist niet lukt zichzelf te helpen, niet in het minst omdat zij met allerlei beperkende en elkaar tegenwerkende regels en procedures worden geconfronteerd. Iedereen die met mensen in multiproblemen werkt, zal dit herkennen.


De wijkteamprofessionals verworden dan tot een soort vierde lijn, betoogt Kruiter: zij proberen het noodzakelijke maatwerk te realiseren, dat integraal en persoonsgericht zou moeten zijn. In praktijk is dat vaak helemaal niet mogelijk: de specialisten die ze inschakelen zijn gebonden aan een beperkt standaard aanbod en worden vanuit verschillende potjes betaald (naast het sociaal domein bijvoorbeeld ook zorgverzekeringswet, justitie, middelen van woningcorporaties). Dus er is wel één plan, maar de integraliteit gaat verloren doordat de instituties waar de klant op is aangewezen nog onderscheidend werken. Centrale regie is eigenlijk niet mogelijk door de versnipperde financiering die ook nog aan beperkende regels over de te leveren diensten is verbonden. De wijkprofessionals doen hun best en ontwikkelen in overleg met de uitvoerende professionals ‘olifantenpaadjes’: creatieve oplossingen die in die casus kunnen werken. Het zijn vaak onorthodoxe oplossingen, waarbij ze in overleg met de betrokkenen de regels wat proberen om te buigen of te omzeilen. Maar dit soort oplossingen blijft vaak onzichtbaar voor de beleidsmakers, waardoor de structurele belemmeringen om maatwerk te bieden niet worden gesignaleerd en aangepakt.

De wijkprofessionals hebben mandaat, vertrouwen, slagkracht en instrumenten nodig om hierin een doorbraak te realiseren, stelt Kruiter. Het is belangrijk dat de juiste mensen in het team zitten. Dé generalist is een illusie. Het team moet gezamenlijk generalist zijn. Al die regels, voorzieningen et cetera passen niet in één hoofd. Ook veronderstelt de transformatie veel praktijkleren; daarom is het van belang dat wijkteamleden ruimte en vertrouwen krijgen om passende oplossingen te bieden en te reflecteren op de toepassing ervan.

Het door Kruiters Instituut voor Publieke Waarden ontwikkelde afwegingsmodel de ‘waardendriehoek’(zie afbeelding) kan dienen als instrument om kosten en baten van verschillende oplossingen tegen elkaar af te wegen en zo te verantwoorden waarom de maatwerkoplossing te prefereren is boven de standaardaanpak. In dit model wordt de kwaliteit van de oplossing bepaald aan de hand van drie belangen: rendement: zijn de kosten van een creatieve oplossing in vergelijking met de kosten van het standaardaanbod acceptabel; legitimering: is de oplossing maatschappelijk acceptabel, sluit het aan op juridische en maatschappelijke opvattingen over wat ‘eerlijk’ is en betrokkenheid: is de oplossing echt gewenst en passend voor degenen om wie het gaat. ‘Gewenst en passend’ betekent dat de oplossing optimaal aansluit bij hun wensen en motieven; dat is nodig om een oplossing duurzaam te maken.

Deze drie belangen worden tegen elkaar afgewogen, waarmee de wijkprofessional de kwaliteit en kosteneffectiviteit van de maatwerkoplossing kan onderbouwen.

http://publiekewaarden.nl/wp-content/uploads/2015/11/driehoeken_Pagina_1.png

Afwegingskader waardendriehoek Bron: www.publiekewaarden.nl


Het kostenbewustzijn van de professionals behoeft de nodige aandacht, stelt Kruiter vast. Bij het model is ook een kostenoverzicht van standaardinterventies beschikbaar, dat daarbij kan helpen. Het mandaat van de medewerker moet dan zo ver gaan, dat hij ook kan werken met één persoonsgebonden budget, waarmee hij alle benodigde diensten en voorzieningen kan bekostigen. Volgens Kruiter duurt het minimaal tien jaar voor de nieuwe aanpak écht werkt.


Uiteraard waren er ook veel praktijkworkshops. Hierin kwamen diverse lokale praktijken aan bod, waarin bevlogen professionals vertelden over hoe zij met vallen en opstaan werken aan de vernieuwende praktijk. Samenwerken met FACT-teams, ervaringsdeskundigen en naastbetrokkenen zijn daar steeds vaker onderdeel van.

Het antwoord op de startvraag van het symposium is in lijn met het betoog van Kruiter te beantwoorden met: veel lokale praktijken zitten op de overgang van bewust onbekwaam naar bewust bekwaam, er is nu grote behoefte aan het bundelen van expertise uit verschillende kanten – inclusief de cliëntenkant – en aan nieuwe vormen van keuze-ondersteuning en verantwoording, zoals het instrument ‘afwegingskader’ dat Kruiter beschreef. En bovendien aan een open en eerlijke dialoog van professionals met bestuurders, om de in casuïstiek opgedane inzichten ook te vertalen naar structurele vernieuwing.


Anne-Marie van Bergen (adviseur Sociaal Beleid bij Movisie)

 

[1] Zie hierover ook de nieuwste monitor sociale wijkteams van Movisie: in 23% van de wijkteams is het werken met multiprobleemhuishoudens de primaire taak.