Van mensen met psychische aandoeningen en psychosociale beperkingen

Carl Rogers (1902-1987): cliëntgerichte therapie

Begin jaren zestig waait uit de VS een nieuwe psychotherapievorm over. Carl Rogers is de grondlegger ervan. Het blijkt een optimistische, niet indoctrinerende therapievorm te zijn met een positief mensbeeld, gestoeld op humanistische en fenomenologische basis. Enkele Nederlandse therapeuten die bij hem in Amerika geweest zijn, komen laaiend enthousiast terug en geven workshops en trainingen.

Rogers heeft de basiselementen van deze nieuwe therapievorm in enkele maanden verzameld, kort na zijn benoeming tot hoogleraar in Ohio in 1940. Hij was toen ongeveer 35 jaar oud.

Voordien heeft de carrière van Rogers enkele onverwachte wendingen gekend. Hij groeit op in een gesloten en orthodox godsdienstig gezin; zijn vader bezit een landbouwbedrijf en aanvankelijk wil Carl dan ook een universitaire opleiding in de landbouwwetenschappen volgen. Na een jaar zwaait hij om naar geschiedenis met de bedoeling zich te verdiepen in de geschiedenis van het Christendom. Ook deze aspiratie is geen lang leven beschoren. Hij zwaait dan om naar theologie. Hij voltooit die studie echter niet, omdat hij opnieuw van studierichting verandert, ditmaal naar psychologie.

Hij gaat aan het werk in de Child Guidance beweging waar hij zich voornamelijk met delinquente kinderen bezighoudt. De benoeming in Ohio brengt hem in aanraking met studenten die in de problemen zijn geraakt en die behoefte hebben aan goede raad of therapie. Zijn opvattingen daarover lokken, voor hem onverwacht, veel adhesie en bewondering uit en daarnaast soms ook felle kritiek. Hij begint zijn ideeën over counseling en psychotherapie verder uit te werken. Later zal hij over deze periode zeggen dat hij iemand is die eenmaal in zijn leven een groot idee heeft gehad: het ontwerpen van de non-directieve therapie. En inderdaad besteedt hij de rest van zijn leven aan het uitwerken, onderzoeken, uitdragen en verbreiden ervan. 

Als hij in 1945 directeur wordt van het Counseling Centre in Chicago organiseert hij dit centrum op een horizontale, democratische wijze. Dat is ongekend voor die dagen. Het kenmerkt de manier waarop hij met zijn medewerkers omgaat. Zijn non-autoritaire houding is karakteristiek voor de manier waarop hij met medewerkers en cliënten omgaat.

Het ‘rogeriaanse gedachtengoed’

Achterliggende principe van zijn gedachtenvorming is, dat het bewustzijn van ieder mens niet een statisch gegeven is maar een proces. Dat maakt het mogelijk om op ieder moment open te staan en te ervaren wat er in de wereld en in je eigen innerlijk gebeurt. Dat ervaren is dus ook een proces en tegelijk een voortdurende wisselwerking tussen wie je zelf (geworden) bent en de wereld om je heen. Het kan een vrij en onvervormd ervaren van de werkelijkheid zijn, maar is ook een kwetsbaar proces dat in de loop van je ontwikkeling de nodige blutsen en kwetsuren oploopt. De sociale en maatschappelijke verhoudingen in onze cultuur vereisen, naast de mogelijkheden die het mensen biedt om ‘vrij’ te ervaren, immers ook allerlei restricties. Er zijn nogal wat gedragsvormen die niet mogen, andere die moeten, nog weer andere die (on)behoorlijk zijn. En hoewel gedachten in theorie vrij zijn blijkt dat in feite helemaal niet het geval. Al deze beperkingen kunnen de vrije ervaring, dat is het openstaan voor en accepteren van wie je bent en hoe je je wereld ervaart, vervormen. Dat kan de ontwikkeling van wie je zelf bent en voelt te zijn, gaan belemmeren. Je gedrag kan daardoor aangepast worden in plaats van authentiek. Dat hoeft niet zo te zijn maar het is vaak wel zo. Dan leer je dat jouw wijze van kijken en beleven niet klopt met de ‘werkelijkheid’ en dat je anders met dingen moet omgaan dan je voelt dat ze zijn. Dan kan ook een vervorming van het ervaren optreden. Een voorbeeld daarvan zijn ‘frozen wholes’, dat zijn manieren van reageren die zich betrekkelijk onveranderlijk in iemand vastzetten maar die niet kloppen met diens innerlijk beleven. 
Ieder mens maakt een eigen unieke ontwikkeling door vanaf de geboorte. Daarmee is ieders referentiekader, dat is het netwerk van gedachten, gevoelens, normen en ideeën waardoor het ervaren van de werkelijkheid mede bepaald wordt, weer anders. Er zijn inhoudelijk dan ook geen wetmatigheden over op te stellen: ieder mens heeft een eigen, uniek referentiekader. 

Iedere relatie waarin een mens gewaardeerd en gerespecteerd wordt bevordert groei en ontwikkeling; iedere relatie die dwingend is en mensen allerlei dingen oplegt doet echter groei stagneren en werkt vervreemdend ten aanzien van wie je in werkelijkheid zelf bent. Psychotherapie is dan het proberen in de relatie met iemand die je respecteert en accepteert zoals je bent de weg naar je vrije authentieke zelf weer te vinden en belemmeringen daarin weg te nemen. Deze basistheorie heeft universalistische pretenties: ze gaat voor alle mensen op.

Het formuleren van de principes waaraan de communicatie tussen therapeut en cliënt moet voldoen om vervormingen te herstellen en daarmee een helend of therapeutisch effect te hebben vormt de basis van zijn psychotherapietheorie. Die communicatie werkt therapeutisch als de therapeut in diens basishouding kan voldoen aan een aantal voorwaarden. De belangrijkste kenmerken daarvan zijn allereerst empathie, dat is het invoelen van de belevingswereld van de cliënt zonder je met hem of haar te vereenzelvigen. Een tweede basisconditie is ‘unconditonal positive regard’, te vertalen als respect voor en onvoorwaardelijke aanvaarding van de cliënt. Die aanvaarding gaat terug op de notie dat ieder mens in wezen behoefte heeft aan een betekenisvol leven, aan verwerkelijking van de eigen authenticiteit. Een derde basisconditie is congruentie, dat is het zo onvervormd mogelijk openstaan voor je eigen ervaring als therapeut in het contact met de cliënt. De houding van de therapeut dient zich te kenmerken door authenticiteit. 

Deze basishouding is niet alleen een noodzakelijke voorwaarde voor de therapie. Deze dient ook uit de houding en de interventies van de therapeut duidelijk te blijken. Het komt erop aan, heel goed en met volle aandacht te luisteren naar wat de cliënt te zeggen heeft en te proberen dat te begrijpen en te accepteren zonder daar andere gedachten of visies tegenover te zetten. De opgave van de therapeut is, zich in te leven in de belevingswereld van de cliënt, te proberen die zo goed mogelijk te begrijpen en zich daartoe te beperken. De therapeut dient zich te onthouden van het willen veranderen van de belevingswereld van de cliënt. Wat de therapeut niet moet doen volgt hieruit: hij dient zich te onthouden van adviseren, moraliseren, sturen of onderbreken van het verhaal van de hulpvrager.

Aanvankelijk krijgt deze therapievorm dan ook de naam ‘non-directief’, omdat het gedrag van de therapeut bepaald en ook beperkt wordt door het verifiëren of hij goed, correct en volledig begrijpt wat de cliënt vertelt en door het zo correct mogelijk reflecteren van diens gevoelens. Gaandeweg blijkt echter dat de persoon van de therapeut door deze passief-reflectieve rol, toen ook wel ‘spiegelen’ genoemd, wel erg in de schaduw blijft. De communicatie wordt eenzijdig omdat de persoon van de therapeut buiten spel komt te staan. In 1951 verandert Rogers ‘non-directief’ in ’cliëntgericht’ waardoor de therapeut zelf meer bewegingsruimte krijgt en aanwezig kan zijn in het contact als de persoon die hij zelf is. Een variant op deze benaming is ‘person centered’ therapie. 
Deze therapeutische principes hebben grote bekendheid gekregen en zijn ook buiten de cliëntgerichte  therapie als wezenlijk erkend voor in feite iedere communicatie met een helend of therapeutisch doel.

Onorthodox

De therapievorm die Rogers heeft ontwikkeld kenmerkt zich door haar onorthodoxe karakter. Dat komt vooral door het voor ieder – therapeut en cliënt – weer andere referentiekader, waarvoor dus geen algemene wetten kunnen worden opgesteld. Het leidt er ook toe, dat in zijn kielzog een aantal varianten worden ontwikkeld die, hoewel onmiskenbaar cliëntgericht, de nadruk op verschillende aspecten ervan leggen. Zo ontwikkelt Kiesler met anderen een vorm waarbij de aandacht zich vooral richt op wat er op het moment zelf in de therapie gebeurt; deze wordt door hun ‘interpersonal psychotherapy’ genoemd. Anderen richten zich vooral op existentiële en zingevingsvragen – deze variant wordt soms existentiële therapie genoemd. Nadruk op het lichamelijk aspect van beleefde gevoelens wordt gelegd door Gendlin; hij ontwikkelt ook een trainingsmethode die veel toepassing vindt en grote bekendheid krijgt als ‘focusing’. Deze therapievariant wordt veelal experientiële therapie genoemd. Gendlin is wellicht van alle richtingen degene geweest die het meeste moeite gedaan heeft om de vinger te leggen op de dynamiek van het proces-denken: hoe, op welk moment en op welke manier is de vinger te leggen op dat ondeelbare moment waarin het beleven verandert, blokkades worden opgeheven, het gestolde ervaren weer gaat stromen. Net zoals de andere ‘basispsychotherapieën’ heeft de cliëntgerichte therapie ook haar eigen varianten van kinder-, paar- en groepstherapie ontwikkeld.
De verschillende benamingen hebben vooral buiten de beperkte kring van cliëntgerichte therapeuten voor veel verwarring gezorgd omdat voor de buitenwacht vaak niet duidelijk is hoe sterk de verwantschap van deze varianten is.    

Research en opleiding

Van het begin af aan heeft Rogers aandacht gegeven aan researchaspecten. Deze betreffen allereerst het therapeutisch proces. Uit het verloop van een therapiezitting kan immers, vrijwel woord voor woord, worden afgelezen of de interventies van de therapeut het gewenste doel hebben. Een belangrijke hulpmiddel wordt het opnemen van de zitting middels de bandrecorder, waardoor het gesprek letterlijk kan worden gereproduceerd en onderzocht. Aandacht gaat uit naar de verschillende manieren waarop de therapeut op de cliënt reageert en omgekeerd. Therapeutische interventies worden benoemd en verder ontwikkeld. Het maken van audiobanden heeft veel navolging gekregen. Daarmee krijgt uiteraard ook het onderzoek naar de resultaten impliciet aandacht hoewel onderzoekers de procesbenadering fascinerender en boeiender hebben gevonden dan de research waarbij de hele therapie als een black box aan het einde wordt geëvalueerd. Ook voor de opleiding tot psychotherapeut blijkt de methode van de bandopname een perfecte methodiek. 

Het gegeven dat van een therapie gesproken wordt, doet de vraag rijzen voor welke mensen deze bedoeld kan zijn. In dat opzicht is deze therapievorm te vergelijken met zijn grote broer, de psychoanalytische therapie: in principe kan iedereen die er behoefte aan heeft, er baat bij hebben. Maar het woord therapie suggereert ook dat er iets met iemand aan de hand moet zijn en dat roept de vraag op of ze ook geschikt is voor mensen met psychiatrische stoornissen. Rogers zelf is daarin niet geïnteresseerd; psychiatrische diagnostiek boeit hem niet. Het gaat hem om de onderliggende problemen en conflicten, de stollingen en stagnaties waaruit de symptomen zijn voortgekomen. Als die van hun beschadigend karakter zijn ontdaan doordat ze worden verhelderd verdwijnt het symptoom vanzelf of wordt het onbelangrijk. 
In de jaren tachtig en negentig worden in de wetenschap biomedische, resultaatgerichte onderzoeksmethodieken ook op psychotherapie van toepassing verklaard. DSM-III heeft de wereld veroverd en daarmee dient het succes van psychotherapie te worden afgelezen aan het verdwijnen van symptomen. Die doelstelling van de research blijkt het beste te passen bij de gedrags- en cognitieve therapie, maar wringt bij de inzichtgevende psychotherapievormen. Het gaat er niet primair om of symptomen verdwijnen. Dat kan immers ook door medicatie hoewel dan geen sprake is van persoonsverandering. Cliëntgerichte therapeuten is het juist om dit laatste te doen. Het doel van de cliëntgerichte therapie kun je omschrijven als het terugvinden van je eigen weg, het weer vorm kunnen geven aan je eigen leven, het terugvinden van de zin van je bestaan. Misschien kun je het beter omschrijven als herstel dan als het meer technische woord therapie: het met inzicht en acceptatie van je eigen grenzen en mogelijkheden oppakken van de draad van je eigen leven. 
Niet alleen het resultaat- in plaats van het procesgerichte denken, ook de verandering van een relatiecultuur naar een kenniscultuur en de veranderende relatie tussen overheid, zorgverzekering en hulpverleners hebben ertoe bijgedragen dat het resultaatgerichte denken en het verdwijnen van het symptoom centraal in de aandacht zijn gekomen.

Rogers als icoon, een voor hemzelf twijfelachtige eer

Er zijn veel redenen om Rogers te zien als grondlegger en icoon van de cliëntgerichte psychotherapie. Zo werd hij al vroeg in zijn carrière door velen met een aan verering grenzend respect bewonderd. Zijn boeken worden gretig gelezen en in vele talen vertaald. Als hij zich in de loop van de jaren vijftig en zestig naast de individuele therapie bezig gaat houden met groepen en een voortrekker wordt van de encounterbeweging, worden zijn beroemdheid en naam nog groter. De encountergroep maakt een stormachtige ontwikkeling door, niet alleen in de VS maar ook in het buitenland. Gaandeweg gaat hij zich ook richten op de sociale en maatschappelijke betekenissen die zijn theorie en de praktische uitvoering daarvan kunnen hebben. Hij maakt reizen tot ver buiten de VS om de leer van de encountergroep te verbreiden. Hij tracht de belangstelling van wetenschappers en politici te wekken en verwacht daar veel van voor de (inter)nationale verhoudingen. Hij heeft de encountergroep eens ‘de belangrijkste sociale ontwikkeling van de twintigste eeuw’ genoemd. 
Daar staat tegenover, dat Rogers zelf de cliëntgerichte therapie ziet als een therapievorm die zich verre houdt van verering en indoctrinatie maar bedoelt ieder mens tot diens recht te laten komen. Hij is altijd de beminnelijke en belangstellende luisteraar gebleven, de man die anderen alle ruimte gaf om zich naar hun eigen inzicht verder te ontplooien. Hij voelde zich ongelukkig met de oude naam van de Nederlandse Vereniging voor Cliëntgerichte therapie als ‘Vereniging voor Rogeriaanse therapie’. Hij zou zich – met excuus aan de redactie – buitengewoon onprettig hebben gevoeld met de term ‘icoon’ als van toepassing op hemzelf. 

Rogers overlijdt in 1987, op 85-jarige leeftijd. Hij blijft bij velen in de herinnering als de grote voorganger en inspirator van de cliëntgerichte psychotherapie.  

Jan Pols is gepensioneerd als psychiater en psychotherapeut. Hij was hoofd van de polikliniek van het voormalige ‘Licht en Kracht’ in Assen en A-opleider psychiatrie.

Literatuur 
Cohen, D. Carl Rogers, a critical biography. London: Constable, 1997
Gendlin, E.T. Focusing. New York: a Bantam Book, 1981 (1st ed. 1978)
Pols, J. Carl Rogers, de man en zijn werk. T. Cliëntgerichte Psychotherapie 1999,37,155-163
Pols, J. Cultuur, politiek en de therapeutische relatie. T.Clientgerichte Psychotherapie 2000,38,84-95
Pols, J. Veertig jaar psychiatrie. Utrecht: de Tijdstroom, 2015
Rogers, C.R. Client-centered therapy. Its current practice, implications, and theory. Boston: Houghton Mifflin Cie, 1951
Rogers, C.R. On becoming a person, a therapist’s view of psychotherapy. Boston: Houghton Mifflin Cie, 1961
Swildens, H. Leerboek gesprekstherapie, de cliëntgerichte benadering. Amersfoort/Leuven: Acco, 1991
www.vcgp.nl

Film
Op YouTube zijn talloze films te vinden met therapiesessies met Carl Rogers.

Tekst: Jan Pols